Een paar dagen geleden zat ik met mijn dochter onder een lekkere zon bij het pierenbadje van het park alsof het nog echt zomer was. En toch was ik al met een vriendin aan het praten over mijn echte winterse vertelling Lola´s Sint.
Terwijl onze dochters in het water spetterden, waren we zelf verzeild geraakt in een gesprek over het effect dat een piepklein kinderboek kan hebben op de beeldvorming van een kind, en ook nog voor zijn/haar hele leven.
Uit de kast van mijn eigen vroege herinneringen had ik die kinderboeken gehaald die we toen bij ons hadden, waarin alle vrouwelijke hoofdpersonages, prinsesjes of niet, lange blond steil haar hadden en grote blauwe ogen.
Ik vertelde mijn vriendin over hoe graag ik altijd als kind had gewild dat mijn donkerbruine haar blond werd van de zomerse zon, wat bij mij nooit gebeurde, en hoe ik mijn krullen steeds maar plat probeerde te kammen. Ik had tenminste wel blauwe ogen, zei ik altijd tegen mezelf.
Pas halverwege de dertig was ik begonnen mijn mooie donkere krullen te waarderen. Maar kort daarna werd ik zwanger, en na de bevalling en de lange jaren borstvoeding kreeg ik saai steil haar die ik nu heel graag zou willen ruilen voor de krullen die ik als volwassene zo mooi had leren vinden.
Mijn vriendin haalde ook haar eigen herinneringen uit de kast en vertelde over haar lange jaren van anorexia, gevolgd door boulimie-aanvallen.
Ze kon ze zich niet zo goed herinneren van de beelden uit de eerste kinderboeken die ze las, maar wel van de tijdschriften die ze in haar puberjaren had doorgebladerd waarin alle vrouwen er echt slank uitzagen.
Tijdens dit onderonsje waren we ons niet bewust van het feit dat de banken bij het pierenbadje best lang zijn en dat naast ons een man blijkbaar geïnteresseerd mee had zitten luisteren naar ons verhaal over de invloed van de beelden van kinderboeken op onze kleintjes.
Wat nou invloed?, riep hij op een gegeven moment.
Hij liet me met best harde stem weten dat hij ook mijn verklaring over de beeldvorming rond Sinterklaas had gehoord en ook de reden waarom ik het kinderboek Lola´s Sint had gemaakt.
Of ik zelf statistieken had over die invloed van kinderboeken die mijn stelling konden bevestigen?, vroeg hij mij uitdagend.
Nee meneer, ik heb geen statistieken, zei ik. En toen sprak ik het enige zinnetje uit van Peter Hunt dat ik me nog van mijn scriptie uit 1997 kon herinneren die ging over de representatie van het interculturele contact in de jeugdliteratuur, namelijk: “Every story is potentially influential for all its readers, and sometimes in ways that its author did not anticipate or intend.”
Dat kwam blijkbaar niet zo krachtig over als een statistiek. De man wilde meer ´bewijs´. Hard bewijs.
Toen kwam zijn dochtertje met natte haren even bij hem vragen of ze nu naar het klimrek mocht. Ja, dat mocht van papa.
Ik vroeg hem of hij zijn dochtertje wel eens boeken voorlas. Natuurlijk deed hij dat, zei hij, wat dacht ik nou!
Toen vroeg ik hem of hij zijn dochtertje ooit een boek zou willen voorlezen waarin beelden voorkwamen van een papa die een mama sloeg, of een papa die een mama vernederend behandelde. Of juist omgekeerd.
Of ik gek was of zo, zei de meneer. Kinderboeken met zulke beelden bestonden immers niet meer.
Precies, zei ik, kinderboeken met zulke beelden bestaan er gelukkig niet meer.
De man stond op en ging richting het klimrek met een handdoek voor zijn dochter.*
———————————————-
Leave a Reply