Een paar dagen geleden had ik de eer om uitgenodigd te worden door Brenda Poppenk op een Re-evaluation counselling introductie over racisme. Ze kent mijn beweegredenen om het kinderboek Lola’s Sint te maken en vermoedde dat ik dat ook wel interessant zou vinden. ‘s Ochtends zouden we door de gids Jennifer Tosch worden begeleid op de Black Heritage Amsterdam Canal Boat Tour en ‘s middags zouden we een introductiesessie krijgen met Barbara Love.
Nou, ik ben in 1999 gids geweest van de canal boats voor Spaanse mensen. Toen vertelde ik aan de gasten over de Gouden Bocht, de grote herenhuizen en hoe de koppels elkaar konden zoenen onder de zeven bruggen, want dan zou hun wens in vervulling gaan. Het was immers de candle light tour die ik begeleidde, dus al de romantiek en de glamour van Amsterdam.
De nacht voordat we in de boot van de Black Heritage Tours zouden instappen, vroeg ik me af wat dat andere verhaal van Amsterdam zou zijn dat we te horen zouden krijgen.
Dat andere verhaal dat ik dus niet had verteld aan mijn gasten in de candle light canal boat tour in 1999. Dat andere verhaal dat ook af te lezen was van de façades en wapenschilden van de Gouden Bocht en dat ik zelf toen niet had ingezien. Dat andere verhaal waarover ik me voor het eerst vragen had gesteld in september 2008 toen ik me in de donkere vochtige ruimtes van het Fort Elimina aan de Ghanese kust bevond.
Daar, lopend tussen de vervallen muren van een Fort dat al zijn glorie had verloren, was mijn oog gevallen op de Bijbelse psalm 132 die in het Nederlands op een muur geschreven stond, terwijl ik met een groep bezoekers richting een van de kerkers liep.
Ze hadden bloemenkransen bij zich. Die zouden ze gaan neerleggen in de vertrekken waar hun voorouders als slaven werden gehouden. Onze gids stond naast een piepklein raam. Hij vertelde hoe in 1642 heel Portugees Afrika in het bezit van de West Indie Compagnie was. Dat er jaarlijks vanuit deze cel ongeveer 2000 slaven werden overgebracht naar de West-Indische eilanden van Zuid-Amerika. Hoe de slaven van het Ashanti koninkrijk werden gekocht en in de trans-Atlantische slavenhandel werden gezet. Hij noemde de familie Coymans en vertelde over de Gouden Eeuw van Amsterdam. Een van de aanwezigen vroeg of we in een kring konden gaan staan hand in hand. Dan praatte hij over zijn voorouders, wat hij daarbij voelde. De enige witte vrouw in de groep behalve ikzelf begon te huilen.
Tijdens de tour vorige week wees Jennifer Tosch het huis van de familie Coymans in de Keizersgracht aan, precies diezelfde familie over wie de gids in Elimina had verteld. Nu kende ik de twee zijden van het verhaal. Als ik dat in 1999 had geweten, had ik dat ook aan mijn Spaanse gasten kunnen vertellen. Maar die andere kant van het verhaal staat niet in de boeken die we krijgen, het staat in de boeken die we niet krijgen.
Op school had ik zelf ook alleen maar één kant van het verhaal van Cristobal Colón gehoord. En ook nog met trots gelezen over hoeveel Basken er bij de episode van de “verovering van Amerika” waren betrokken.
Een van de deelnemers vroeg aan Jennifer wanneer die theorie over de rasseninferioriteit was begonnen. Die zelfverzonnen theorie om de trans-Atlantische slavenhandel mogelijk te maken. In de tijden van Christus bestonden immers de drie koningen van de Epifanie, één van hen was zwart, gelijkwaardig als de andere twee die wit waren. Wanneer was dat gedoe begonnen dat het ene ras superieur was aan het andere? vroeg de vrouw.
Jennifer ging terug naar 1492. Naar de tijd wanneer de Spaanse filosoof Sepúlveda verdedigde dat de overheersing door de Spanjaarden van de inheemse bevolking in Zuid- Amerika gerechtvaardigd was vanwege hun “zonden”. Daar begon het allemaal. Onderwerping was volgens hem nodig om de inlanders tot het christendom te bekeren. Maar de inboorlingen werden te zwak gevonden door de Spanjaarden om te werken.
In tegenstelling tot de Afrikaanse mensen die, volgens de Europeanen, óók geen ziel hadden, maar wel sterk waren om in de plantages te werken. Heel sterk zelfs.
Er werden allemaal wetenschappelijke onderzoeken gedaan om te bewijzen dat de Afrikaanse mensen geen ziel, geen bloed en geen verstand zouden hebben. Zonder succes. ‘Afrikaanse mensen zijn heel sterk’. Dat wel.
De ochtend na de tour kijkt mijn dochtertje in de spiegel en zegt zoals ze vaak tegen de spiegel zegt ´ik ben heel sterk´, dan kijk ik naar haar Afrikaanse lichaam, heel gespierd, krachtig en ik zie dat ze inderdaad heel sterk is, sterker dan sommigen van haar Nederlandse witte vriendinnetjes en gelijk aan sommigen van haar Nederlandse zwarte vriendinnetjes.
´Ja, je bent heel sterk,’ zeg ik.
‘En ook heel erg intelligent, heel erg creatief, heel erg mooi en heel erg machtig!’*
—————————————————-
Leave a Reply